Gedragsproblemen bij dementie

Op naar een stappenplan...

Stap 1: Definieer en analyseer het gedragsprobleem.

  • In welke situaties/ omstandigheden wordt het gedrag gesteld, wanneer niet?
  • Hoe wordt er nu op het gedrag gereageerd? Hoe werd dit in het verleden aangepakt?
  • Wat is de mogelijke betekenis of functie van het gedrag?
  • Hoe kunnen we dit gedrag kaderen binnen zijn levensloop, persoonlijkheid, cognitief functioneren en gezondheid?
  • Voor wie is het gedrag een probleem (patiënt, familie, zorgverleners, medebewoners)?


Stap 2: Bekijk de mogelijke oorzaken van het gedrag.

  • Zijn alle basisbehoeften vervuld zoals honger, dorst, de nood om naar het toilet te gaan? Is er sprake van een verminderd gehoor of slechte visus?
  • Klaagt de patiënt van pijn of heeft de patiënt andere lichamelijke klachten? Denk hierbij aan locomotorische pijn, tandpijn, een infectie, obstipatie, urineretentie, ontregelde glycemie?
  • Bekijk de medicatie kritisch. Ook medicatie kan gedragsproblemen veroorzaken. Denk dan vooral aan anticholinergica, antiparkinsonmiddelen, benzodiazepines, corticosteroïden en opioïden.
  • Is er sprake van psychosociale klachten? Hoe is de daginvulling van de persoon met dementie? Is die aangepast aan zijn of haar wensen, persoonlijkheid, en mogelijkheden? Is er voldoende sociaal contact? Zijn er conflicten?

Stap 3: Probeer een niet-medicamenteuze interventie passende bij de persoonlijkheid, interesse en levensloop van de patiënt. Evalueer het effect na twee weken.

'Enkele voorbeelden

  • Beweging (wandelen, tuinieren, ...)
  • Zintuigactivering (muziek, massage, snoezelen ...)
  • Sociale interactie (bezoek, huisdieren, gebruik van videoboodschappen, ...)
  • Opleidingen van het verzorgend personeel in persoonsgerichte zorg.'


Stap 4: Stel een proeftherapie met analgetica zoals paracetamol (maximale dosis van 3g) in.        Evalueer het effect na twee weken en stop indien geen effect.


Stap 5: Bij onvoldoende effect van voorgaande stappen en bij gevaar voor de persoon, zijn omgeving of zorgverlener start je psychofarmaca.

Haloperidol en Risperidon zijn het beste onderbouwd bij dementie.

  • Haloperidol (per os): 0,5 mg tot 1 mg per dag in 1 à 2 giften, met een maximum van 5 mg per dag.
  • Risperidon (per os): 0,5 mg per dag in twee giften, met een maximum van 2 mg per dag.
  • Herevalueer na 3-7 dagen de werkzaamheid en de ongewenste effecten. Evalueer initieel wekelijks, daarna minstens maandelijks tot 4 maanden na het stoppen. 
  • Men kan een beperkte verbetering van de gedragsproblemen verwachten. Er is geen effect op de belasting van de mantelzorgers en het verplegend personeel.
  • Wees aandachtig voor nevenwerkingen zoals vallen, extrapyramidale symptomen, een maligne antipsychoticasyndroom, orthostatische hypotensie, anticholinerge nevenwerkingen, ... Antipsychotica geven een verhoogde mortaliteit en een verhoogd risico op een cerebrovasculair accident bij ouderen. 
  • Probeer de medicatie af te bouwen
  • bij nevenwerkingen
  • indien er geen effect is na 4 weken
  • bij 3 maanden continu gebruik.
  • Bij het afbouwen van antipsychotica dient men extra in te zetten op niet-medicamenteuze interventies. Halveer de dosis om de twee weken tot een lage dosis en stop dan na twee weken (1).


Gedragsproblemen                                                                               Nevenwerkingen antipsychotica →


Bronnen

1. Auditorium BCFI. Gedragsproblemen bij dementie. Geraadpleegd via https://auditorium.flowsparks.com/ op 30/01/2020.